Hebben we tijd van leven?


Ellen (17) is chronisch onzeker over haar eigen kwaliteiten en mogelijkheden. Het komende jaar wil ze beginnen aan de studie Sociaal Pedagogische Hulpverlening, maar het voelt dubbel. Enerzijds weet ze dat ze deze studie gemakkelijk aan moet kunnen, anderzijds zegt een ondermijnend stemmetje in haar telkens weer dat dit soort zaken ‘toch gedoemd zijn tot mislukken’. Voor zover Ellen weet, is ze altijd al zo ambivalent ten aanzien van haar eigen kwaliteiten geweest. Ze vermoedt dat de reden hiervoor ergens in haar vroege jeugd moet zijn gelegen.

Ellen neemt het advies van een vriendin ter harte en meldt zich bij Evert, een regressietherapeut. Ze spreken af om in een aantal sessies uit te zoeken waar haar chronische gebrek aan zelfvertrouwen vandaan kan komen. Als snel wordt duidelijk dat Ellen een aantal diep gewortelde overtuigingen heeft, waaronder ‘ik mag er niet zijn zoals ik ben’ en dat ze deze al op zeer jonge leeftijd van haar moeder Christa heeft overgenomen; om precies te zijn toen ze nog in de baarmoeder zat. Christa heeft zelf als kind zwaar geleden onder de dominante aanwezigheid van haar vader die (vanuit zijn eigen onzekerheden) zijn vrouw en kinderen dwong om zich aan zijn normen, waarden en overtuigingen te conformeren. Voor haar veiligheid deed ze dat, maar hierdoor verloor ze gaandeweg het zicht op haar eigen kwaliteiten en werd ze al maar meer angstig en onzeker. Vervolgens bracht ze dit op haar beurt weer over op haar dochter Ellen.

Tijdens een van haar sessies ziet Ellen hoe ze in de eerste maanden van de zwangerschap uit alle macht probeert om contact met haar moeder te maken, maar dat dit niet lukt omdat Christa zich hier volledig voor afsluit. Christa heeft geen vertrouwen in zichzelf en haar kind en durft zich niet met het nieuwe leven in haar buik te verbinden.

In een volgende sessie neemt Evert Ellen mee terug naar een moment nog voor de conceptie. Hij brengt haar naar een ruimte in het universele energieveld die hij ‘de wachtkamer’ noemt. Hier kreeg haar ziel volgens hem, vlak voordat deze zich definitief met een nieuw lichaam verbond, inzicht in een groot aantal zaken die voor haar komende leven van belang zouden zijn. Ellen beseft dat het toen volstrekt helder voor haar was welke kwaliteiten ze als mens zou hebben, wat ze hier op aarde zou kunnen toevoegen en waarom ze juist bij deze ouders geboren zou worden. Ze ervaart tevens het moment waarop ze op zielsniveau de beslissing neemt om anderen in hun proces van bewustwording te ondersteunen. Ze weet dat dit betekent dat ze het in de eerste periode van haar leven soms zwaar zal krijgen. Om haar taak te volbrengen, moet ze namelijk als kind ‘lastig’ gedrag gaan laten zien dat haar en overtuigingen aannemen die indruisen tegen wie ze zelf is. Op de koop toe zal ze lange tijd niet toekomen aan het benoemen en ontwikkelen van haar eigen kwaliteiten. Haar onvoorwaardelijke liefde voor de familie waarin ze geboren gaat worden doet haar echter besluiten om hieraan prioriteit te geven boven haar eigen belangen. Het is Ellen nu ook duidelijk hoe het komt dat ze haar hele leven een dubbel gevoel over zichzelf heeft gehad. Op zielsniveau heeft ze immers altijd geweten dat ze deugt zoals ze is en dat haar aanwezigheid zinvol is.

Tijdens de laatste sessies geeft Ellen troost aan haar gekwetste innerlijke kind, werkt ze aan het loslaten van haar moeder en vervangt ze blokkerende overtuigingen voor overtuigingen die passen bij wie ze zelf is. Er valt een last van haar schouders en ze heeft voor het eerst in haar leven het gevoel in haar eigen kracht te staan.

Prenataal bewustzijn

Uit verscheidene onderzoeken is gebleken, dat het geheugen van een kind zich reeds in de eerste drie maanden van de zwangerschap ontwikkelt en dat de cerebrale cortex (het intelligente deel van de hersenen) zich ook al in de baarmoeder ontwikkelt. Er is dus sprake van prenataal bewustzijn, in tegenstelling tot wat wetenschappers lange tijd hebben gedacht. Het ongeboren kind is in staat om dingen te voelen, op de buitenwereld te reageren en de overtuigingen van moeder (en anderen uit haar omgeving) aan te nemen.

De communicatie tussen moeder/derden en het kind verloopt tijdens de zwangerschap langs verschillende wegen. In de eerste plaats is er op lichamelijk niveau (fysiologisch/ hormonaal) contact tussen moeder en kind. Dit wordt onder meer duidelijk als je kijkt naar de reactie van het ongeboren kind op angst en (traumatische) stress. Als deze gevoelens lange tijd bij de moeder aanhouden wordt het kind sterk negatief in zijn ontwikkeling beïnvloed, met name in de ontwikkeling van de hersenen. Daarnaast kan het kind allerlei belemmerende overtuigingen adopteren (‘ik ben niet goed genoeg’, ‘de wereld is gevaarlijk’, ‘het is onveilig om van een ander te houden’, ‘ik ben niet gewenst’, enz.).

In de tweede plaats is er op gedragsniveau contact tussen moeder/derden en het ongeboren kind. Je kunt baby’s in de baarmoeder bijvoorbeeld laten luisteren naar muziek en via de buikwand contact met ze maken. In onderzoeken is aangetoond dat baby’s die dit aangeboden krijgen na de bevalling in het algemeen rustiger en meer tevreden zijn dan andere baby’s en zich op sommige gebieden sneller ontwikkelen (o.a. motorische vaardigheden en taal).

In de derde plaats is er op zielsniveau contact tussen de moeder/derden en het ongeboren kind. In dit artikel staat vooral deze laatste vorm van communicatie centraal, omdat de kinderen van deze tijd voor een belangrijk deel door deze vorm van communicatie in hun ontwikkeling en gedrag worden beïnvloed. Als je hier als ouder rekening mee houdt, kun je een bijzonder positieve bijdrage aan het WelZijn van je kinderen leveren.

Het kind van deze tijd

In alle culturen en kosmologieën ter wereld staat spiritualiteit synoniem voor bewustzijn van samenhang ofwel eenheidsbewustzijn. Dit wil zeggen dat de werkelijkheid wordt ervaren als een groot organisch geheel waarin alles met elkaar samenhangt en alles van elkaar afhankelijk is. Recent wetenschappelijk onderzoek, i.c. door kwantumfysici, levert steeds meer bewijs op voor de aanwezigheid van een universeel energieveld of nulpuntenergieveld dat alles met elkaar verbindt. In vroegere tijden hadden mensen dit bewijs niet nodig, omdat iedereen intuïtief in contact met dit veld stond en in sommige rituelen van natuurvolkeren zie je dit tot op de dag van vandaag nog terug. Gaandeweg heeft het grootste deel van de mensheid dit contact echter verloren en is men zich een meer mechanisch, of afgescheiden, wereldbeeld gaan vormen. Het bijzondere aan de tijd waarin we nu leven is dat de mensheid zich weer bewust wordt van samenhang en dat hierdoor een geïntegreerd wereldbeeld ontstaat. Op gedragsniveau zien we dit vooral bij onze kinderen omdat zij, als gevolg van een ongekend snelle evolutie van het menselijk bewustzijn, het meest direct bij veranderend bewustzijn betrokken zijn. Kinderen zijn zich sterk bewust van hun spirituele identiteit en laten kenmerken en eigenschappen zien die horen bij de spirituele of intuïtieve mens. Deze kenmerken en eigenschappen zijn niet nieuw, ze maken deel uit van wie de mens is en zijn als zodanig in iedereen te herkennen, maar bij de kinderen van deze tijd treden ze meer nadrukkelijk op de voorgrond. Een voorbeeld hiervan is spiegelgedrag.

Spiegelgedrag

Wat voor de conceptie begint als een keus op zielsniveau, krijgt na de geboorte meestal al snel vorm in spiegelgedrag. Van jongs af aan laten kinderen gedragingen zien die bedoeld zijn om hun ouders of anderen met zichzelf te confronteren. Uit onderstaand voorbeeld blijkt, dat dit gedrag door de omgeving als negatief kan worden ervaren. Zodra de onderliggende betekenis echter wordt begrepen, kan een volledig nieuwe (gezins)situatie ontstaan.

Harryen Sylvia kregen zeven maanden geleden hun eerste kindje. Hoewel ze nog steeds bijzonder blij met haar zijn, is het ouderschap ze toch minder goed bevallen dan ze hadden verwacht. Wilma is namelijk, volgens de officiële definitie, een huilbaby. Ze huilt ten minste 3 uur per dag, ten minste 3 dagen in de week en al meer dan 3 weken achter elkaar. Normaal gesproken huilen kinderen hooguit 1 ½ uur per dag, Wilma is grote delen van de dag ontroostbaar. Harry en Sylvia zijn dag en nacht met haar in touw en lopen zo langzamerhand op hun tandvlees. Tot nu toe hebben ze echter nog niet kunnen ontdekken wat de oorzaak van hun ellendige situatie is. Ze hebben een kinderarts geconsulteerd, een voedingsdeskundige en een manueel therapeut die gespecialiseerd is in het KISS – SYNDROOM (pijnlijke geblokkeerde bovenste nekgewrichten), maar niemand heeft iets bijzonders bij Wilma kunnen ontdekken. ‘Misschien zijn jullie zelf wat te gespannen’, oppert de moeder van Harry voorzichtig. Deze opmerking is een schop tegen het zere been. Harry en Sylvia beschouwen zichzelf als intelligente mensen die ‘heus wel in staat zijn om hun ouderschap te combineren met verantwoordelijke banen’. (Schoon)mama houdt verder wijselijk haar mond en ziet met lede ogen toe hoe de hele boel verder moddert.

Weer vier maanden later, vlak voor de eerste verjaardag van Wilma, zit Sylvia er helemaal doorheen. Haar moedergevoelens, gemengd met gevoelens van verantwoordelijkheid ten aanzien van haar werk en voorzien van een pittig laagje schuldgevoel, maken het haar onmogelijk om nog langer te functioneren. Sylvia komt thuis te zitten met een burn-out en Wilma huilt onverminderd voort. Min of meer door deze situatie gedwongen gooien Harry en Sylvia het roer om. Sylvia neemt eerst wat tijd voor zichzelf om tot rust te komen en gaat daarna bij een andere baas als parttimer aan de slag. Harry brengt zijn aantal werkdagen terug van vijf naar vier.

Een jaar later is de situatie binnen het jonge gezin compleet veranderd. De tijd dat Harry en Sylvia als stresskippen rondfladderden is voorgoed voorbij. Ze werken beduidend minder uren en hebben beiden vrede met de consequenties. Ook zijn ze zich gaan realiseren hoe één op één hun relatie met Wilma is. Zitten zij lekker in hun vel, dan zit hun dochter dit ook. Hebben zij het druk of zijn ze gespannen, dan wordt hun dochter direct onrustig. Dat Wilma nauwelijks nog huilt, beschouwen ze dan ook als een goed teken en ze verheugen zich enorm op de geboorte van een broertje of zusje. Dit moet binnen twee maanden gebeuren en ze zien het vol vertrouwen tegemoet.

Uit Positief Ouderschap

De reden voor kinderen om hun omgeving te spiegelen is gelegen in de wijze waarop ze zelf uiting aan hun spiritualiteit geven. Voor de kinderen van deze tijd betekent dit namelijk dat je heel aards en concreet jezelf bent. Jezelf zijn houdt in, dat je innerlijke (intuïtieve) werkelijkheid in overeenstemming is met je uiterlijke (materiële) werkelijkheid en dat je harmonie en verbinding ervaart. Voor de meeste volwassenen betekent uiting geven aan je spiritualiteit dat je van buiten naar binnen beweegt (zelfonderzoek) en vervolgens weer van binnen naar buiten (vorm geven aan wie je wezenlijk bent). Met andere woorden: voor kinderen is het vanzelfsprekend om direct vanuit hun eigen kern te leven, voor de meeste volwassenen niet. Daarom baseren kinderen hun keuzes het liefst op hun eigen intuïtieve gevoelens, zijn ze in het algemeen minder bereid om zich iets door anderen op te laten dringen en verwachten ze op hun eigen interesses en individuele kwaliteiten aangesproken te worden. Hun motivatie komt van binnenuit en kan niet opgelegd of geëist worden.

Op zielsniveau geven steeds meer kinderen echter prioriteit aan hun ‘missie’ om ook anderen tot zelfverwezenlijking aan te zetten. Deze kinderen gaan confronterend gedrag laten zien om de omgeving tot meer zelfbewustzijn en authentiek gedrag aan te zetten. Zelfs als dit betekent dat ze hierdoor niet meer vanuit hun eigen kern kunnen leven. In de afgelopen acht jaar hebben ongeveer veertigduizend ervaringsverhalen (binnengekomen bij de Stichting Nieuwetijdskinderen) duidelijk gemaakt dat spiegelgedrag voor kinderen verregaande consequenties kan hebben. Bijvoorbeeld voor de hiervoor genoemde Ellen en Wilma.

Ellen spiegelt feilloos een familiepatroon dat al generaties oud is: ‘negatieve’ emoties zoals angst, boosheid en verdriet dienen ontkend en onderdrukt te worden. Dit patroon heeft geleid tot een scala aan blokkerende overtuigingen die van generatie op generatie wordt overgedragen. Ellen adopteert ze, totdat ze, met de hulp van Evert, dit familiepatroon doorbreekt. Vanaf dat moment kan ze haar familieleden andere gedragsmogelijkheden laten zien en sommigen, waaronder haar moeder, blijken hier gevoelig voor.

Ook Wilma spiegelt haar omgeving. Met haar ‘lastige’ gedrag dwingt ze haar ouders om zich af te vragen of de keuzes die ze ooit hebben gemaakt wel passen bij wie ze wezenlijk zijn. Als er uiteindelijk voor een totaal andere oplossing wordt gekozen komt er plotsklaps rust in henzelf en in hun dochter.

Hebben we tijd van leven

In het licht van de eeuwigheid uiteraard wel, maar in het hier en nu ten aanzien van onze verantwoordelijkheid voor het WelZijn van kinderen zeker niet. Zij worden immers, zelfs al voor de conceptie, in hun ontwikkeling en gedrag beïnvloed door het ‘zijn’ van anderen. In eerste instantie door dat van hun ouders en familieleden en later door dat van hun onderwijzers en anderen. Hoe eerder je hiermee rekening houdt, hoe gemakkelijker het je kinderen maakt om vanuit hun eigen kern te leven en met alles verbonden te blijven. Hiermee lever je overigens tevens een belangrijke bijdrage aan de wereld, want mensen die vanuit verbinding leven laten heel ander gedrag zien dan mensen die van zichzelf vervreemd zijn. In deze zin vormen onze spiritueel bewuste kinderen een grote belofte voor de toekomst. Of ze deze belofte echter waar gaan maken is voor het allergrootste deel afhankelijk van de begeleiding die ze van ons, de volwassenen om hen heen, krijgen.


Literatuurlijst

  • Atwater, P.M.H., Kinderen van het nieuwe millennium, Sigma Press, Tilburg 2000.
  • Bowman, C., Kinderen uit de hemel, Bruna, Utrecht 2001.
  • Laszlo E., Bezielde kosmos, Ankh-Hermes, Deventer 2005
  • McTaggertL., Het Veld, Ankh-Hermes Deventer 2004
  • Muijsert–Blitterswijk C. v., Nieuwetijdskinderen, Ankh-Hermes, Deventer 2000.
  • Muijsert –Blitterswijk C. v., Ieder kind in z’n eigen kracht, Ankh-Hermes, Deventer 2004.
  • Roes, R., Mama luister je?, Ankh-Hermes, Deventer 2000.
  • Roes, R., Kind wat moet ik toch met je?, Ankh-Hermes 2002.
  • Rooij, R. v., Zwanger met hart en ziel, Ankh-Hermes 1999.
  • Rooij, R. v., Zwanger met hart en ziel, Ankh-Hermes 1999.

Dit artikel is eerder verschenen in Pranatijdschrift voor spiritualiteit en randgebieden der wetenschappenapril/mei 2005

Bekijk ook

Hoogbegaafdheid: probleem of talent?

Hoogbegaafdheid: probleem of talent?

Hoogbegaafdheid is alvast geen probleem. Een hoogbegaafde heeft geen ziekte, geen handicap die het hem moeilijk of onmogelijk maakt om aan bepaalde activiteiten deel te nemen. Integendeel. Een hoogbegaafde heeft een aantal kwaliteiten die hem in staat stellen bepaalde activiteiten beter of sneller uit te voeren.