Het enige middel tegen het misbruik maken van bovennatuurlijke krachten is liefde. Zonder liefde corrumpeert alle macht. Of het nu om rijkdom gaat of om gezag, of de macht politiek of geestelijk is, dat maakt niets uit. Als je je machtig voelt en je beschikt niet over het tegengif liefde, dan wordt je macht een ramp voor anderen, een vloek, want macht slaat je met blindheid. Liefde opent de ogen, liefde zuivert de ogen… je gaat helder waarnemen.
In de ashram van Ramakrishna in Dakshineshwar, Calcutta, verbleven veel discipelen en van deze was Vivekananda een van de verstandelijk begaafdsten. Er was ook een discipel die Kalu heette, een heel eenvoudig en arm iemand. Kalu was zo’n gelovige, diepgodsdienstige gemoedsmens dat hij in zijn kamer honderden beeldjes van allerlei mogelijke goden had staan. Hij nam elke dag in alle vroegte een bad in de Ganges en daarna ging hij zich aan de verering van de goden wijden. Aan elk van de goden moest hij evenveel aandacht schenken om te voorkomen dat een van hen zich tekortgedaan zou voelen. Daar verkwistte Kalu alle uren van de dag aan en hij werd er door iedereen om uitgelachen. `Waar begin jij nou? Eén god is toch genoeg.’ Vivekananda overtrof iedereen in het belachelijk maken van Kalu. Hij zei: `Je bent gewoon stom, het zijn toch maar stenen! En jij vergooit zo je leven.’ Maar Kalu wilde naar niemand luisteren, hij ging gewoon door.
Op een dag droeg Ramakrishna aan Vivekananda op om met een bepaalde techniek van bewustwording te gaan oefenen. `Ga naar je kamer, sluit de deur en oefen.’ Toen Vivekananda daarbij een bepaalde trap van bewustzijn had bereikt, voelde hij zich zo machtig dat dit idee bij hem opkwam: `Als ik op dit ogenblik in mijn gedachten tegen Kalu zeg: “Pak al je goden bij elkaar en gooi ze in de Ganges,” dan zal hij dat ook doen.’
En Vivekananda deed dat ook. Hij zei binnen zijn kamer en in zijn gedachten: `Kalu, pak al je goden bij elkaar en gooi ze allemaal in de Ganges.’ Kalu stopte al zijn godenbeeldjes in een grote zak en was bezig met die de trappen af te slepen toen Ramakrishna achter hem aan kwam gelopen en zei: `Wat ben je aan het doen?` Kalu zei: `Ik heb plotseling een stem gehoord — het moet wel de stem van God geweest zijn want er was verder niemand in de kamer — en die stem zei: “Kalu, pak al je goden bij elkaar en gooi ze in de Ganges.” Het was zo’n machtige stem dat er niet aan viel te twijfelen.’
Ramakrishna zei: `Kom, breng je goden terug. Ik zal ik je laten zien waar die stem vandaan is gekomen.’ Hij klopte op de deur van Vivekananda. Toen die naar buiten kwam, zei Ramakrishna heel kwaad tegen hem: `Vivekananda, dit is wel het laatste dat ik van jou verwacht had. Ik had je aangespoord om bewust te zijn, niet om het leven van een arme man kapot te maken. Hij is zo ongekunsteld, zo vol liefde, zo’n schitterende man, hoe heb je dat kunnen doen? Je zult vanaf nu niet meer over dezelfde macht kunnen beschikken.’
En men zegt dat Vivekananda gestorven is zonder tot verlichting gekomen te zijn. Hoewel hij de opvolger van Ramakrishna is geworden omdat hij beschikte over een grote welsprekendheid, een bepaald charisma, een groot overwicht op mensen, is hij gestorven als een arme mens, zonder tot inzicht te zijn gekomen. En dat kwam doordat hij het beetje macht dat hij verkregen had, onmiddellijk had gebruikt om een eenvoudige, ongekunstelde mens daarmee in verwarring te brengen. Hij had die macht niet gebruikt om er iemand mee te helpen maar om er iemand mee te benadelen.