Bijnadoodervaring van een mevrouw


Het was afgelopen dinsdagnacht. Ik had net twee keer de griep gehad en misschien niet goed genoeg voor mezelf gezorgd (ik had er geen tijd voor genomen en zodoende liep ik al ruim vijf weken met griep rond). Ik was erg vermoeid. Ik was net anderhalve dag griepvrij toen ik weer heel beroerd werd. Ik werd plotseling erg misselijk en had hoge koorts. Tenminste: ik had de verwarming op 23 graden staan, had twee dekbedden en een dubbele deken over mij heen en lag nog te schudeden van de kou. Het voelde alsof ik in een bad met ijs lag. Ik wist even niet waar ik het zoeken moest.

Toen zag ik ineens een heel mooi helder licht. Ik werd helemaal rustig. Ik had geen last meer van kou en koorts en voelde mij totaal ontspannen. Vanuit mijn ooghoeken zag ik engelen. Ze waren heel mooi. Ik bewoog me langs hen heen. Voor mij zag ik God. God stond aan het water, dat water was prachtig: het had alle kleuren van de regenboog. Er waren heel veel heldergroene bomen en planten. God zei: “Kom maar hier kleine”. Heel vaderlijk, heel liefdevol en geruststellend – ik ben 1.78 meter lang, maar in zijn ogen misschien een kleintje – Ik wilde wel graag naar hem toe, maar hield afstand en dacht heel nuchter “Ja, en dan niet meer terug kunnen zeker?”. Hij zei: “Wil je terug, waarom wil je terug?”. Het was moeilijk te beantwoorden voor mij, want op dat moment leken veel dingen die in het dagelijks leven belangrijk leken, ineens vrij onbenullig. Maar ik dacht wel aan de mensen die ik verdriet zou doen als ik ze zomaar ineens zou achterlaten. Die mensen vond ik belangrijk, dus noemde ik dat op. Hij zei: “De mensen die van je houden zullen er uiteindelijk begrip voor hebben als je niet meer bij hen bent. Het is niet aan jou om je daar druk over te maken”. Ik noemde ook op dat ik mijn huis dan niet netjes zou achterlaten en ik wilde niet dat anderen dat voor mij zouden moeten opknappen.

De redenen die ik noemde leken ineens zo onbenullig bij datgene wat hij mij zou kunnen bieden. Ik vroeg me af of ik wel de goede keuze maakte. En ik was bang dat God het niet helemaal zou begrijpen en mij ondankbaar zou vinden en mij dan misschien helemaal niet meer zou moeten. Maar ik kon voelen dat iemand die zo liefdevol is, niet op zo’n manier zou oordelen. Dat hij veel groter is dan dat. Ik voelde dat als ik ervoor zou kiezen om om wat voor reden dan ook terug te willen dat dat OK was voor hem.
God zei heel zorgzaam: “Maar jij bent zo moe”. Ik besefte dat hij daar wel gelijk in had en dat ik te ver was doorgegaan in bepaalde dingen. Ik had mezelf teveel oververmoeid. Ik zei “Ja, maar ik ben pas 34 en het is nog veel te vroeg”. Hij antwoordde dat ik in 34 jaar had gestopt wat een ander misschien nog niet eens in 80 jaar stopt en dat leeftijd dus geen criterium is. Het voelde allemaal zo dubbel. Ik wilde graag blijven, omdat het daar zo mooi was/is, maar het vage gevoel dat ik nog het een en ander af te maken heb voordat ik afscheid zou willen nemen van dit leven won het.
Ik wilde er tegen vechten en ik dacht: “Als ik eenmaal mijn ogen weer open heb dan ben ik er weer” (terug op aarde). Ik herinner me dat het me op een gegeven moment inderdaad lukte om mijn ogen weer helemaal te openenen en ik mijn kamer weer zag. Niet meteen in één keer, maar eerst in ‘flitsfragmentjes’. Ik vond wel dat mijn huiskamer in schril contrast stond met wat ik net allemaal had gezien.

Ik vond het confronterend. Bijvoorbeeld de vraag die mij gesteld werd: “Waarom is het belangrijk voor je om terug te keren?”. Nou dat geeft mij genoeg stof tot nadenken. Ik dacht altijd dat het ontzettend belangrijk voor mij was om een goede kuntschilderes te worden/zijn. Maar in mijn bijnadoodervaring noemde ik het niet eens op. Het was bijzaak, al weet ik dat ik het hier wel belangrijk vind om aan een doel te werken en iets waar ik talent voor heb te ontplooien. Volgende vraag: “Waarom vermoei je jezelf zo?”. Wanneer leer ik eens op een wat menselijkere manier met mezelf om te gaan. Dat soort dingen. En ik kreeg weer het gevoel dat ik meer moet leren liefde te kunnen ontvangen. Ik heb daar moeite mee terwijl het toch een belangrijk aspect van het leven is. Het voelde alsof God zich op een vaderlijke manier zorgen om mij maakte. Alsof hij mij zoveel meer gunde dan wat ik mezelf gun.

*** Dit is geen zielig verhaal van iemand die helemaal niet van zichzelf kan houden, maar toch te weinig, besef ik sinds mijn bijnadoodervaring.

Ik was perplex. Ik had weleens iets gehoord over bijnadoodervaringen, maar dat leek altijd zo ver van mijn bed. Ik dacht: “Dit kan niet bij mij, het zal wel een hallunicinatie geweest zijn van de koorts”. Ik had wel een heel vredig gevoel, het was een prachtige ervaring. Dat zou niemand mij meer af kunnen nemen. En ik had het gevoel dat ik zo geliefd was door iets dat groter is dan wat dan ook. Ik had dat nog nooit zo ervaren.

De volgende drie dagen heb ik ‘voor jaffa’ gelegen vanwege de griep. Ik gaf mezelf eindelijk de rust om beter te worden. Nu ik wat beter ben, besef ik pas echt wat er gebeurd is en vind het heel moeilijk om te bevatten. Van de ene kant is het allemaal heel prachtig en kan ik het wel koesteren, maar aan de andere kant heb ik op dit moment vooral moeite met het besef dat ik pas voor de keuze heb gestaan om er niet meer te zijn, of wel, althans niet hier. Ik voel zelfs verontwaardiging vanwege het feit dat het me zo makkelijk werd gemaakt om eruit te stappen, omdat het voor mij mijn tijd nog niet is. Of heeft God mij willen confronteren met waar ik mee bezig ben en waarmee niet? Ik heb er gemengde gevoelens over. Het zal wel even duren voordat ik het een plaats heb gegegeven.

Overgenomen met toestemming van Cees de Kort
Bezoek website

Bekijk ook

Heide (1955 - 1996)

Heide (1955 – 1996)

We speelden verstoppertje aan de rand van het bos (een twintigtal meter van de rijbaan Kalmthout-Heide-Putte verwijderd) schuin over de ingang van 't natuurreservaat. ’t Was een zonnige zomerse namiddag.