Kinderen zijn tegenwoordig ‘anders’. Ze zijn meer bewust van zichzelf en van hun omgeving en nemen steeds vaker hun eigen intuïtieve gevoel als uitgangpunt voor hun handelen. Deze en nog veel meer kenmerken, eigenschappen en gedragsuitingen horen bij een intuïtief of spiritueel mensbeeld. Omdat nog relatief weinig bekendheid is over de gevolgen van veranderend bewustzijn, krijgen ouders, hulpverleners en onderwijzers steeds vaker te maken met voor hen onbekende situaties. Zoals een onderwijzeres van een basisschool die contact opnam omdat haar groep drie was gaan staken. Na twee weken school! ‘Mevrouw’, zei ze, ‘ik sta al twintig jaar in het onderwijs, maar dit heb ik nog nooit meegemaakt. Wat kan ik hier toch mee doen?’ Haar leerlingen gaven onomwonden te kennen dat ze niet alleen op school zaten om te leren. Als het de komende zes jaar zo zou gaan, gooiden ze liever direct het bijltje er bij neer.
Kinderen veranderen en dat heeft heel wat consequenties. ‘Wat kan ik hier mee?’ is dan ook een vaak gestelde vraag. In dit artikel staat een aantal van deze consequenties voor wat betreft het onderwijs centraal.
Openheid, eerlijkheid, oprechtheid
Bij voorlichtingsavonden over de kinderen van deze tijd zijn er altijd ouders aanwezig die vragen of wij misschien weten welk schoolsysteem het beste is voor hun kinderen. Op deze vraag blijf ik het antwoord altijd schuldig. Het beste schoolsysteem bestaat namelijk niet. Ieder kind en iedere situatie is anders en wat bij het ene kind past, hoeft niet te passen bij het andere kind. Er zijn kinderen die vastlopen binnen het vrije onderwijs en het uiteindelijk prima naar hun zin hebben binnen het reguliere onderwijs en andersom. Hetzelfde geldt voor het Jenaplan-onderwijs, het Montessorionderwijs of welke vorm van onderwijs dan ook. Het systeem moet passen bij wie het kind is, je kunt het kind niet aanpassen aan het systeem. Wat voor kinderen echter wel heel belangrijk lijkt te zijn, is de relatie die ze hebben met hun onderwijzers. En uit wat kinderen hier zelf over zeggen valt op te maken dat zij zich het meest op hun gemak voelen bij een juf om meester die hen ziet zoals ze zijn, dus in hun eigen kwaliteiten. Tegelijkertijd maken kinderen ook duidelijk dat ze specifieke kwaliteiten van hun onderwijzers vragen, zoals openheid, eerlijkheid en oprechtheid.
Jonneke kijkt naar Michiel (7). Ze heeft hem net een week in de klas. Het valt haar op dat hij regelmatig naar haar zit te staren. In de pauze neemt ze hem even apart en vraagt ze hem of er misschien iets aan de hand is. Michiel bloost een beetje. ‘Nee hoor juf’. Jonneke voelt dat er wel degelijk wat is, dus vraagt ze nogmaals: ‘Weet je zeker dat er niks aan de hand is, je lijkt er met je gedachten niet zo bij’. Dan komt het hoge woord er uit. ‘Ik vind u lief’. Nu is het de beurt aan Jonneke om verlegen te worden. ‘Dat komt’, vervolgt Michiel, ‘omdat u altijd de waarheid zegt’. ‘Wat bedoel je daar mee?’, vraagt Jonneke verbaasd. ‘Nou, toen u vorige week tegen me zei dat u blij was om mij in de klas te hebben, voelde ik in mijn hart dat u de waarheid zei’. Jonneke vindt dit bijzonder opmerkzaam van hem en complimenteert hem met zijn mensenkennis. Michiel glimt van trots. Hij heeft vaak precies door wat mensen zeggen en denken, maar zijn eerlijkheid wordt niet altijd gewaardeerd. Bij juf Jonneke heeft hij echter het gevoel dat hij wel eerlijk kan zijn omdat zij zelf ook eerlijk is over wat ze voelt en denkt.
Eerlijk zijn over jezelf en openheid over wat je voelt. Voorwaar geen geringe opgave. De meesten van ons hebben immers juist geleerd om gevoelens en emoties te verbergen. Maar kinderen zijn vandaag de dag op een dieper niveau met hun omgeving verbonden en dringen hierdoor, intuïtief, direct door tot de kern van de zaak. Wie jij werkelijk bent en wat je werkelijk denkt houd je voor hen niet verborgen. Zij weten, met andere woorden, precies wie jij bent. Als je er desondanks voor kiest om verstoppertje met ze te spelen met jezelf, kan dit bij kinderen tot grote verwarring leiden over hun eigen intuïtieve gevoelens of tot felle emotionele reacties.
Eveline (8) stormt binnen. Er komt bijkans stoom uit haar oren. ‘Ik ga nooit meer terug naar school’, roept ze boos uit. ‘Hoezo niet?’, wil haar moeder Rian natuurlijk graag weten. ‘Omdat de juf niet eerlijk is!’ Wat blijkt? Eveline had vanmorgen gevraagd hoe het met haar juffrouw ging en zij had alleen geantwoord met ‘goed hoor’. ‘Nou man, dat kan helemaal niet hoor, want ze was helemaal rood.’ Rian weet onmiddellijk wat er gebeurd moet zijn. Eveline ziet, net als zoveel andere kinderen, kleurvelden of aura’s om mensen heen. En op basis van die kleuren weet ze dat er iets met iemand aan de hand moet zijn. En deze keer zag ze een ongebruikelijk felle rode kleur om het hoofd van haar juf en ze maakte zich hierover oprecht zorgen. Ze kreeg echter van haar juf geen bevestiging voor dit gevoel en dat maakte haar heel boos. Ze voelt zich niet serieus genomen door haar juf en daar heeft ze heel veel moeite mee.
Kinderen kijken dwars door systemen, methodes, normen en waarden of welke uiterlijkheden dan ook heen. Voor hen is het meest belangrijk hoe iemand van binnen is. En dat vangen ze, allemaal op hun eigen wijze, feilloos op. Het ene kind krijgt pijn in zijn buik als iemand niet eerlijk is, het andere kind ziet dit de kleurtjes om iemand heen en het volgende weet het gewoon. Deze kwaliteit vraagt van onderwijzers een specifieke innerlijke houding. Een houding waarin openheid voor wie de ander is en eerlijkheid over wie je zelf bent een grotere rol speelt dan een systeem of een methode. En daarbij: kinderen staan dicht bij hun eigen intuïtie en gevoel. Een manier om kinderen hierin te bevestigen is door dit vooral ook zelf te doen.
Eerlijk zijn over jezelf wil overigens niet zeggen dat je altijd je hele hebben en houden met kinderen moet delen. Waarom je emotioneel bent gaat een ander, kind of niet, vaak helemaal niks aan. Dat bespreek je waarschijnlijk liever met een goede vriend of desnoods met je therapeut. En kinderen kunnen op intuïtief niveau wel weten dat er iets met je aan de hand moet zijn, maar dat wil nog niet zeggen dat ze ‘volwassenenproblematiek’ ook op cognitief en emotioneel niveau kunnen bevatten. Dat vereist een zekere rijping en doorleefde ervaringen. Hoe het ook zij, dit alles staat de bevestiging van iemands gevoel niet in de weg.
Rian besluit om met juf Marijke te gaan praten. Dit is namelijk niet de eerste keer dat Eveline zo boos thuis is gekomen. Maar hoe pakt ze dit aan? Kan ze vertellen dat haar dochter kleurvelden om mensen ziet? Zou Marijke dit accepteren? Rian besluit om dit niet te melden. Ook omdat Eveline het niet zo fijn zou vinden als andere mensen dit van haar weten. Ze kan echter wel vertellen dat Eveline gevoelig is voor reacties van anderen, dat is immers in het dagelijks leven een gevolg van haar wijze van waarnemen. Zo gezegd zo gedaan. Rian gaat de volgende dag naar school en vertelt aan Marijke dat Eveline oprecht het gevoel had dat er iets met haar aan de hand was en dat ze heel verdrietig werd toen zij dit ontkende. De eerste reactie van Marijke is nogal defensief. Het gaat Eveline toch helemaal niets aan hoe zij zich voelt en wat er met haar aan de hand is? Met dat laatste is Rian het roerend eens, het gaat Eveline inderdaad niets aan wat er aan de hand is, maar het gaat haar wel aan hoe Marijke zich voelt. Zij staat immers voor de klas en hoe zij zich voelt is wel degelijk van belang voor haar leerlingen. Eerlijkheid hierover geeft naar de mening van Rian de leerlingen juist de kans om hier rekening mee te houden. Daarbij is Eveline geïnteresseerd in dit soort zaken en is het juist een van haar kwaliteiten om dit de gemoedstoestand van mensen op te merken. Rian wil dan ook heel graag dat Eveline hier op school bevestiging voor krijgt. Gelukkig snapt Marijke dat wel en ze spreken af dat Eveline voortaan meer aandacht krijgt voor haar opmerkingen.
Een paar weken laten treffen Rian en Marijke elkaar weer. Marijke neemt Rian even apart om haar te bedanken. Door allerlei persoonlijke omstandigheden zat ze de laatste maanden niet zo lekker in haar vel en het liep met de leerlingen voor geen meter. Na haar gesprek met Rian besloot ze om toch maar meer duidelijkheid te gaan geven over haar eigen gevoelens. Bijvoorbeeld door simpelweg te zeggen dat ze chagrijnig of verdrietig is. Tot haar verrassing merkt ze, dat haar leerlingen vaak niet eens vragen naar de achtergrond hiervan. Ze houden gewoonweg rekening met haar. Wat ze ook heeft gemerkt is, dat de kinderen de laatste tijd veel minder de neiging hebben om haar ‘te zoeken’ als ze niet lekker in haar vel zit. Hierdoor is de sfeer in de klas meer gerelaxt, wat Marijke op haar beurt weer de kans geeft om meer aandacht te hebben voor de kinderen. Rian is blij om dit allemaal te horen, maar dat het op school een stuk beter ging had ze al gehoord van Eveline. Die vertelde een week eerder al dat het een stuk gezelliger geworden is in de klas.
Kinderen zien in hun eigen kwaliteiten
Veranderend bewustzijn vraagt van het onderwijs ruimte en bevestiging voor individuele kwaliteiten. Deze ruimte is er echter niet altijd. Soms omdat onderwijzers zelf moeite hebben met bepaalde kwaliteiten van kinderen, maar vaak ook omdat ze zich hierin belemmerd voelen door maatregelen van de overheid. Onderwijzers zien zich tegenwoordig verplicht om per leerjaar precies bij te houden of kinderen ‘mee’ kunnen komen op het gebied van schoolse vaardigheden of niet. Hiertoe is het zogenoemde leerlingenvolgsysteem geïntroduceerd. Zo’n systeem heeft het voordeel dat ontwikkelingsachterstanden snel worden onderkend zodat kinderen een passende begeleiding krijgen. Een belangrijk nadeel is echter, dat het accent zó sterk ligt op het toetsen van cognitieve vaardigheden, dat er nog nauwelijks ruimte is voor activiteiten waarin kinderen andere kwaliteiten kunnen laten zien. Op veel scholen is het aantal uren bewegingsonderwijs al teruggeschroefd en voor muziek, dans, voordrachten en toneel is vaak al helemaal geen tijd meer. Kinderen die juist in deze activiteiten kunnen laten zien wat ze in huis hebben vallen dan ook steeds vaker buiten de boot. Dit gaat uiteraard ten koste van hun gevoel van eigenwaarde.
Kinderen worden niet altijd gezien in hun eigen kwaliteiten en dat heeft consequenties. Niet voor niets verlaten nu al meer dan 30% van de leerlingen tussen 17 en 23 jaar jaarlijks het onderwijs zonder diploma en haken steeds meer onderwijzers af onder het motto ‘zo wil ik niet met kinderen werken’. Het aantal openstaande vacatures in het onderwijs, op dit moment meer dan 1600, is nog nooit zo groot is geweest. Het is een misverstand om te denken dat dit vooral te maken heeft met salariëring. Onderwijzers stoppen er ook steeds vaker mee omdat ze zich in de huidige situatie net zo vervelend voelen als hun leerlingen.
En dan is er nog dat andere gevolg van de tendens om al maar meer de nadruk te leggen op cognitieve kwaliteiten: kinderen krijgen steeds vroeger allerlei labels of etiketjes opgeplakt. Zogezegd omdat ze ‘afwijken’ van de norm. Het probleem van deze benadering is echter, dat er naar kinderen gekeken wordt vanuit de vraag ‘wat is er mis met jou’ en niet vanuit de vraag ‘welke kwaliteiten heb jij’. En dat voelen ze op hun klompen aan. Het is voor kinderen vaak pijnlijk duidelijk dat bepaalde kwaliteiten blijkbaar meer belangrijk zijn dan andere kwaliteiten, terwijl zt voelen ze op hun klompen aan. Het is voor kinderen vaak pijnlijk duidelijk dat bepaalde kwaliteiten blijkbaar meer belangrijk zijn dan andere kwaliteiten, terwijl zt voelen ze op hun klompen aan. Het is voor kinderen vaak pijnlijk duidelijk dat bepaalde kwaliteiten blijkbaar meer belangrijk zijn dan andere kwaliteiten, terwijl zij dat zelf absoluut niet zo ervaren. Hopeloos frustrerend voor hen, maar ook voor de onderwijzers die vanuit een veel breder kader naar kwaliteiten kijken en kinderen het liefst begeleiden op de gedragsverschijnselen die ze laten zien zonder hier meteen een label aan te moeten hangen.
Carla Muijsert
Kerncoach Stichting Welzijn Kinderen
Meer informatie over Carla Muijsert vind je hier
Boeken geschreven door Carla Muijsert vind je terug op Symbolic Books