XIX – Onschuld


De oude man op deze kaart straalt een kinderlijk genoegen in de wereld uit. Hij wordt omgeven door een aureool van genade, alsof hij zich met zichzelf en met wat het leven hem heeft gebracht op zijn gemak voelt. Hij lijkt op speelse wijze te communiceren met de bidsprinkhaan op zijn vinger, alsof zij tweeën de dikste vrienden zijn. De roze bloemen die rondom hem neerdalen staan voor een periode van loslaten, ontspanning en beminnelijkheid. Ze vormen een respons op zijn aanwezigheid, een weerspiegeling van zijn eigen eigenschappen.

De onschuld die een intens ervaren van het leven teweegbrengt is als die van een kind, maar niet kinderlijk. De onschuld van kinderen is mooi maar onwetend. Als het kind opgroeit en leert dat de wereld een gevaarlijk, bedreigend oord kan zijn, maakt deze onschuld plaats voor wantrouwen en twijfel. Maar de onschuld van een leven dat ten volle is geleefd, heeft meer weg van wijsheid en aanvaarding van het immer veranderende wonder van het leven.

Zen zegt dat als je kennis laat varen – en alles valt onder kennis: je naam, je identiteit, alles, want die heb je van anderen gekregen – als je alles wat je van anderen gekregen hebt laat varen, zal je wezen van een totaal ander gehalte worden: onschuldig.

Dit is een kruisiging van de persona, van de persoonlijkheid, en daarop volgt een wederopstanding van je onschuld. Je wordt weer kind, je bent herboren.

(Uit: Dang dang doko dang, hoofdstuk 7)

Bekijk ook

VII - Gewaar-zijn

VII – Gewaar-zijn

De sluier van de illusie, of maya, die je ervan weerhouden heeft de realiteit te …