Deze kaart brengt een oud zen-verhaal in herinnering, over een leeuw die was grootgebracht door schapen en dacht dat hij zelf een schaap was totdat een oude leeuw hem greep en meenam naar een vijver, waar hij hem zijn eigen spiegelbeeld liet zien. Velen van ons zijn als deze leeuw – het beeld dat we van onszelf hebben is niet ontleend aan onze eigen directe ervaring maar aan de mening van anderen. De individualiteit die van binnenuit had kunnen groeien is vervangen door een van buitenaf opgelegde ‘persoonlijkheid’. We worden zomaar een schaap in de kudde, niet in staat ons vrij te bewegen en onbewust van onze eigen ware identiteit.
Het wordt tijd om je eigen spiegelbeeld in de vijver eens te bekijken en je te bevrijden uit het zelfbeeld dat door anderen is geconditioneerd. Ga dansen, rennen, loggen, wartaal praten – wat er maar nodig is om de slapende leeuw van binnen wakker te schudden.
Pas als je je persoonlijkheid laat varen ben je in staat je individualiteit te vinden. Je individualiteit krijg je van het bestaan; je persoonlijkheid is opgelegd door de maatschappij. De persoonlijkheid is een maatschappelijk nut.
De maatschappij kan geen individualiteit toestaan, want de individualiteit is niet zo volgzaam als schapen. De individualiteit heeft de eigenschappen van een leeuw; een leeuw gaat zijn weg alleen.
Schapen bevinden zich altijd in de massa, in de hoop dat de massa ze een knus gevoel geeft. In de massa voelt men zich beter beschermd, veiliger. Als er iemand aanvalt, bestaat er in een menigte altijd een goede kans jezelf te redden. Maar alleen? – alleen leeuwen gaan hun weg alleen.
En ieder van jullie wordt als leeuw geboren, maar de maatschappij conditioneert iedereen, ze programmeert je denken als een schaap. Ze geeft je een persoonlijkheid, een gezellige, aardige, heel nuttige, heel gehoorzame persoonlijkheid.
De maatschappij wil slaven en geen mensen die vrijheid boven alles stellen. De maatschappij wil slaven, want de hele gevestigde orde eist gehoorzaamheid.
(Uit: One seed makes the whole earth green, hoofdstuk 4)