Naropa was een groot geleerde, een belangrijke pandit met zelf tienduizend discipelen. Op een dag zat hij te midden van zijn duizenden geschriften – oude, zeer oude, zeldzame. Plotseling viel hij in slaap – hij moet erg moe geweest zijn – en had hij een droomgezicht.
Hij zag een stokoude, lelijke, afzichtelijke vrouw, een heks. Ze was zo lelijk dat hij moest huiveren in zijn slaap. Hij werd er misselijk van en zou graag gevlucht zijn. Maar waar had hij naartoe gekund? Hij kon geen kant uit, het leek alsof hij door de heks gehypnotiseerd was. Haar ogen hielden hem vast als magneten.
`Wat studeer je?’ vroeg het oude wijf. Hij zei: `Filosofie, godsdienst, epistomologie, taalwetenschap, grammatica, logica.’ Het oude wijf vroeg: `Begrijp je die?’ Naropa antwoordde: `Natuurlijk… Ja, ik begrijp die.’ De vrouw vroeg weer: `Begrijp je de woorden of begrijp je de zin?’
Duizenden vragen had Naropa in zijn leven moeten beantwoorden, vragen van studenten die het naadje van de kous wilden weten, maar niemand had hem ooit zo’n vraag gesteld, namelijk of hij de woorden begreep of de zin. En de ogen van de vrouw keken zo doordringend; ze drongen door tot in de diepte van zijn wezen en het was onmogelijk haar iets voor te liegen. Tegen ieder ander zou hij gezegd hebben: `Natuurlijk begrijp ik de zin,’ maar aan dit wijf, dit oerlelijke wijf, moest hij de waarheid bekennen.
Hij zei: `Ja, ik begrijp de woorden.’ De vrouw toonde zich erg blij. Ze begon te dansen en te lachen en haar lelijkheid onderging een ware metamorfose. Uit haar wezen begon een subtiele schoonheid te stralen. Naropa dacht: `Ik heb haar zo gelukkig gemaakt, waarom zou ik haar niet nog een beetje gelukkiger maken?’ Dus zei hij: `Ja, ik begrijp ook de zin.’
De vrouw hield op met lachen, hield op met dansen. Ze begon te snikken en te huilen en heel haar lelijkheid kwam terug, nog duizendmaal erger. Naropa vroeg: `Waarom snik je en huil je nu? En waarom heb je zo-even gelachen en gedanst?’
De vrouw zei: `Ik was blij dat een groot geleerde als jij niet loog. Maar nu moet ik snikken en huilen omdat je tegen mij hebt gelogen. Ik weet en jij weet dat je niet weet wat de zin is.’
Het visioen verdween. Het liet een getransformeerde Naropa achter. Die ontvluchtte de universiteit en raakte zijn leven lang geen geschrift meer aan. Hij verzaakte aan alle kennis want hij had het begrepen: de vrouw was niet iemand buiten hem geweest maar een projectie van zijn innerlijk. Ze was Naropa’s eigen wezen, dat lelijk was geworden door alle kennis. Het inzicht `ik begrijp niet waar het om gaat’ was genoeg geweest om de lelijkheid in één klap te doen veranderen in iets heel moois.
Het visioen van Naropa leert ons veel. Als je niet inziet dat kennis nutteloos is, zul je nooit op zoek gaan naar wijsheid. Je zult het valse muntstuk bij je dragen en menen dat je een echte schat met je meevoert. Je moet gaan inzien dat kennis dit valse muntstuk is: kennis is niet echt weten, is geen inzicht. Op z’n hoogst is het iets verstandelijks – je kunt het woord thuisbrengen maar de zin is je ontgaan.
uit de Osho Transformatie Tarot
…inspiratie voor het speelse in elke dag